Het vierkaartenprobleem (QUA-M5-02-NL)
Doelstellingen
Het belangrijkste doel van deze activiteit is om meer te leren over vooroordelen over overtuigingen en logisch redeneren.
Doelgroepen
- Studenten
- Adolescenten
- Opvoeders, trainers, adviseurs, jongerenwerkers
- Elke burge
Beschrijving
Probleem 1:
De begeleider legt vier kaarten klaar op tafel (Handout - pagina 1: A D 4 7) en laat ze zien aan de deelnemers met de uitleg dat ze aan de ene kant een letter hebben en aan de andere kant een nummer.
Nu kan de begeleider de deelnemers de volgende regel geven: Als een kaart aan de ene kant een klinker heeft, dan heeft de kaart aan de andere kant een even getal.
De deelnemers wordt gevraagd: Welke kaart(en) moet je omdraaien om te bepalen of de regel waar of onwaar is?
Ze worden gevraagd op te schrijven welke kaart(en) ze willen kiezen om te bewijzen of de regel waar of onwaar is.
De begeleider legt uit welke optie juist is of niet (zie advies voor begeleiders).
Probleem 2:
De begeleider legt vier gasten (kaarten) klaar in een bar (tafel) (Handout - pagina 2: BIER COLA 25 17) en laat ze aan de deelnemers zien met de uitleg dat ze aan de ene kant een beschrijving hebben en aan de andere kant een nummer.
De regel over de vier gasten is: Als een gast een biertje drinkt, dan moet hij/zij 18 jaar of ouder zijn.
Er wordt gevraagd welke kaart(en) je moet omdraaien om te bepalen of de regel wordt nageleefd.
De begeleider legt uit welke optie juist is of niet (zie advies voor begeleiders).
Materiaal
- Pen en papier
- Kaarten zoals in de Handout
Methodes
- Zelfbewustzijnstraining
- Training over vooroordelen over overtuigingen
- Logische puzzel
- Discussie
Advies voor begeleiders
Probleem 1:
Het Wason selectieprobleem heeft over het algemeen de volgende verdeling van antwoorden (Wason & Shapiro, 1971):
~ 45% kiest de A-kaart en de 4-kaart
~ 35% kiest alleen de A-kaart
~ 7% kiest de A-kaart, de 4-kaart en de 7-kaart
~ 4% kiest de A-kaart en de 7-kaart [juist].
~ 9% kiest andere combinaties van kaarten
Probleem 1 - juiste kaarten A4, D7
Er is geen logische reden om de kaart met nummer 4 te kiezen, omdat het niet mogelijk is om de regel te vervalsen - of er een klinker of medeklinker aan de andere kant staat is irrelevant omdat er geen beperking is op een even-medeklinker paar.
Probleem 2 – correcte kaarten: BIER 17, COLA 25
Dit probleem (alcohol drinken) leidt volgens de selectietaak van Wason over het algemeen tot de volgende verdeling van antwoorden (Griggs & Cox, 1982, Exp. 3):
~ 0% kiest de BIER-kaart en de 25-kaart
~ 20% kiest alleen voor de BIER-kaart
~ 3% kiest de BIER-kaart, de 25-kaart en de 17-kaart
~ 72% kiest de BIER-kaart en de 17-kaart [correct]
~ 5% kiest andere combinaties van kaarten
Het is duidelijk dat mensen dit probleem beter zouden begrijpen. Men zou een 17-jarige moeten controleren om er zeker van te zijn dat hij niet drinkt. Het is waarschijnlijk dat deelnemers bekend zijn met het concept van alcoholwetten en minderjarig drinken en gemakkelijk zouden herkennen dat een 17-jarige mogelijk de regel zou kunnen overtreden, terwijl een 25-jarige dat niet zou kunnen (“Als je NIET 18 jaar of ouder bent, dan mag je GEEN bier drinken”). Dit is de reden waarom deelnemers gemakkelijker de juiste kaarten kiezen en het juiste antwoord veel duidelijker lijkt dan in het abstracte geval. Een reden voor dit verschil is dat deelnemers geen persoonlijke ervaring zouden hebben met bijvoorbeeld de abstracte klinker-even getal context uit Opgave 1, zodat proefpersonen niet in staat zouden zijn om een relevante herinnering op te halen om tot de normatief logische oplossing te komen.
Begeleider kan het verder uitleggen:
Er zijn twee problemen die te maken hebben met vooringenomenheid in het menselijk redeneren en sociaal gedrag op het gebied van abstracte logica. Zoals beschreven in de module Ethiek, is vooringenomenheid een gemoedstoestand of gewoonte om vertrouwen te hebben in een persoon of een ding.
Vanwege de belief bias zouden de meeste deelnemers de kaarten die in de regel genoemd worden - probleem 1 - gewoon omdraaien.
Overtuigingsvooroordelen zijn een cognitieve bias die ervoor zorgt dat mensen bij het evalueren van de conclusies van een argument te veel vertrouwen op reeds bestaande overtuigingen en kennis, in dit geval, in plaats van de inhoud en structuur van het argument goed te overwegen.
Een ander voorbeeld van de overtuigingsbias in een syllogisme is het volgende:
- Stelling 1: alle vogels kunnen vliegen
- Stelling 2: Duiven kunnen vliegen
- Conclusie: Duiven zijn vogels
Mensen zouden kunnen vinden dat dit argument logisch klopt, als ze weten dat duiven vogels zijn. Dit argument is echter niet logisch - de conclusie volgt niet uit de stellingen, omdat het feit dat zowel vogels als duiven kunnen vliegen niet noodzakelijkerwijs betekent dat duiven vogels zijn (andere soorten dieren, zoals insecten, kunnen bijvoorbeeld ook vliegen). Bovendien is de eerste stelling van dit argument fout, omdat niet alle vogels kunnen vliegen (struisvogels, kiwi's en pinguïns zijn bijvoorbeeld allemaal loopvogels).
Er kan een discussie volgen over overtuigingsvooroordelen en ervaringen ermee, ook vanuit het politieke spectrum.
Bronnen
Nikolopoulou, Kassiani (2023). What Is Belief Bias? Definition & Examples. Retrieved from: https://www.scribbr.com/research-bias/belief-bias/
Psychology Classics: Wason Selection Task (2012) Psychology in Action. Retrieved from: https://www.psychologyinaction.org/2012-10-07-classic-psychology-experiments-wason-selection-task-part-i/
Yadav, Sourabh (2023). 12 belief bias examples. Retrieved from: https://helpfulprofessor.com/belief-bias-examples/
Handouts
Calendar
Announcements
- - There are no announcements -